Volgens oude Griekse mythen werd uit chaos, het grote niets, alles geboren. Tegenwoordig zouden we chaos misschien niet meer definiëren als een leegte, maar het idee dat alles uiteindelijk uit chaos ontspringt is nog altijd aantrekkelijk, voor mij althans, en zeker nu.

Toen op 27 september de Atlaskamer weer open mocht voor alle leden, was het alsof zich een doos van pandora opende. Niet alleen vanwege de grote hoeveelheid opgeslagen prullaria die zich aan ons openbaarden (hallo lustrumcondooms), maar vooral vanwege de drukte die zich in de dagen na de opening begon te manifesteren. Soms, vaak in de ochtend, was de kamer volledig leeg, alsof we een wandelende tak aan het babysitten waren, dan weer stond er opeens een zevental mensen voor de deur, die breedsprakig en uiterst joviaal van het ene gesprek in het andere tuimelden, alsof de wandelende tak een nest levenskunst bedrijvende puppy’s was geworden.

Het is precies die compleet onvoorspelbare afwisseling van gebeurtenissen die chaos kenmerkt. Van tevoren is het onmogelijk om te voorspellen of je niet toevallig de hele dag alleen blijft, langzaam in de flow komt, en pardoes een hele bak aan achterstallig werk gedaan hebt gekregen, of dat je van begin tot eind in het altijd opbeurende gezelschap van LAS’ers verblijft, een ietwat onproductieve topdag hebt en terloops ook nog door een rake opmerking of een goed advies geïnspireerd wordt. Hoe het ook zij: uit de chaos ontstaat altijd iets.

Natuurlijk valt chaos als metafoor voorbij de deur van de Atlaskamer te trekken. Het studentenleven, zoals het zich nu weer langzaam ontvouwt, is in die zin eigenlijk niet anders dan een hele grote verenigingskamer. Ik moet denken aan een buitenborrel die ik vorig jaar vlak voor de zomer bijwoonde. Die borrel was op zichzelf al vrij turbulent, maar onverwachtser was dat ik me aan het einde ervan opeens op de fiets naar Hoograven begaf, waar ik – niet volledig onbeschonken – zou toezeggen dat ik na de zomer met een smaldeel van mijn fantastische bestuursgenoten mee zou gaan spelen in een voetbalteam dat inmiddels inderdaad het nodige aan wedstrijden heeft gespeeld en welgeteld één punt heeft binnengesleept (en heel wat derde helften heeft gewonnen). Het leek op hoe ik jaren daarvoor een roeiploeg had gevormd: niet tijdens een training, maar in een luidruchtige en met bier overgoten sportkantine. Precies dat is het studentenleven.

Uiteindelijk kun je je natuurlijk niet oneindig laven aan de productieve krachten van de chaos, ik niet althans. Het is voor mij zaak zo nu en dan wat rust te nemen, me af te schermen van het onvoorspelbare en gewoon lekker niets te doen. Maar in die tussentijden kijk ik altijd alweer uit naar de dagen dat ik ‘s ochtends nog niet weet wat ik ‘s avonds ga doen en me gewillig laat meeslepen door de wind die weer door de stad raast en voorlopig hopelijk niet meer gaat liggen. Dat kan weer.

 

1

One thought on “#24 Chaos, moeder van alle dingen